Het verbond der genade | Jesaias Hillenius.
Jesaias Hillenius (1700-1759) was een zeer getrouwe wachter op Sions muur. Hij diende de Friese gemeenten Drogeham en Harkema-Opeinde, IJlst en Drachten en zijn Schriftuurlijk bevindelijke prediking droeg rijke vrucht. Een tweetal prekenbundels liet hij na en een dogmatisch werk met als titel ‘De mens beschouwd in de staat der ellende, der genade en der heerlijkheid’. Het bijzondere en aantrekkelijke van dit werk is dat het bestaat uit een grondige verklaring van de leerstukken met een krachtige toepassing, dus in de vorm van preken.
Het verbond der genade is een hoofdstuk uit laatstgenoemd werk, zo nauwkeurig mogelijk uit de oude druk overgezet in het huidige lettertype.
Het genadeverbond is een uitmuntend en allervoordeligst verbond. U leest langs welke weg de schuldige, ellendige maar uitverkoren zondaar wordt ingewonnen dit verbond van harte in te willigen. Het wordt u in al zijn heerlijkheid en voordeligheid voorgesteld maar ook wordt u ernstig vermaand om u niet te bedriegen!
“Daarom bevlijtig u toch om dit dierbaar enkel genadeverbond klaarder te leren kennen.”
Klik hier voor een uitgebreid citaat...
De werkzaamheden van de mens in het verbondmaken.
Zulk een mens ziet zeer levendig zijn verloren staat door de verlichting van de Heilige Geest, dat hij nog buiten dat verbond is en dit doet hem verlegen en onrustig zijn. Komt hem dan voor, dat God naar Zijn oneindige goedheid ook hem dit verbond aanbiedt en daartoe nodigt, dat beschouwt hij als zo groot, zo wenselijk en voordelig. Begrijpt hij de dierbaarheid, de profijtelijkheid, de gepastheid van dit verbond, dat hier alles aan de mens geschonken wordt, hij wordt begerig om in dit verbond aangenomen te worden. Hij schat het voor het grootste voorrecht hiertoe verwaardigd te worden. Hij komt met de Heere in onderhandeling, bidt en smeekt, dat God alles in hem werken wil wat tot de dadelijke oprichting ervan vereist wordt. Dat de Heere hem wil geven dat hartelijke, oprechte en vrijwillige toestemmen van het verbond, van het gehele verbond, zonder enige uitzondering. En in dit alles is zijn hart in het bijzonder gevestigd op de Heere Jezus, de Borg en Middelaar des verbonds. Op Zijn dierbare verdiensten, buiten welke zulk een zondig, vloek- en helwaardig schepsel onmogelijk genade van God ontvangen kan en in zulk een dierbaar vredes- en vriendschapsverbond aangenomen worden.
In deze werkzaamheid blijft hij volharden en kan niet rusten, voordat hij gewaar wordt, dat hij met veel hartelijkheid, zo gul en eenvoudig, zo vrijwillig zonder enige dwang, in ootmoed en kleinheid des harten, zo onbepaald aan het gehele verbond zijn toestemming geeft. Daar is dan niets wat hem weerhouden kan, geen voordeel of nadeel naar de wereld, geen gunst of ongunst van mensen, eer of smaad, geen vriendschap of haat van man, vrouw, kinderen of andere nabestaanden. Hij zou het dan wel met zijn tranen, ja met zijn bloed schrijven, dat hij des Heeren wil zijn.
En deze onderhandeling geschiedt niet maar zo eenmaal en dat het daarmee gedaan zou zijn, o nee, dit wordt zo vele malen opnieuw weer gedaan. Een gelovig bondgenoot kan zich in het algemeen niet voldoen, dat hij zulk een heerlijk en dierbaar verbond nog niet met meer hartelijkheid en gevoeligheid komt goed te keuren. Hij wenst het nog altijd met meer innigheid, vrijwilligheid en gevoelige geraaktheid te doen. O, zegt hij, mocht ik mij eens zo innig, zo hartelijk en met die liefde zo onbepaald aan de Heere overgeven, dat ik er als onder tranen in wegsmolt. Wat is het toch een grote zaak, dat zulk een zondig schepsel, zulk een kind des toorns, zulk een worm en made, die waardig is vertrapt en vertreden te worden, zulk een genade zou vinden in de ogen van God; dat Hij met mij een verbond van een eeuwige vriendschap wil maken, mijn God wil zijn, al Zijn volmaaktheden wil verheerlijken tot mijn eeuwig heil en dat ik de Zijne mag zijn. Zei eens David: Wie ben ik en wat is mijn leven en mijns vaders huisgezin in Israël, dat ik des konings schoonzoon zou worden? 1 Sam. 18:18. En Abígaïl, wanneer zij aangezocht werd om Davids huisvrouw te worden: Zie, uw dienstmaagd zij tot een dienares om de voeten der knechten mijns heren te wassen, 1 Sam. 25:41. Wat zal dan een gelovige niet zeggen, die de grote God heeft aangenomen tot Zijn zoon en gemaakt tot een bruid en vrouw van Christus, de Koning der Koningen, begiftigd met zulke weergaloze rijkdommen en bezittingen.
Die nu bij deze zaken stilstaat, kan die oordelen, dat dit alles in de ziel kan omgaan, zonder hiervan enige bewustheid te hebben? Zeker, ieders geweten zal moeten zeggen, dat dit onmogelijk is. Daarom wordt hierdoor aan de mens, behalve hetgeen wij tevoren omstandiger van het dadelijk oprichten van dit verbond gezegd hebben, een genoegzame aanleiding gegeven, om er zich aan te onderzoeken. En gewis, al degenen, die met God in het verbond staan, zullen aan het gezegde hun goedkeuring geven en zij kennen het, wat het wezenlijke betreft. Zij mogen van elkaar verschillen in de trappen van hartelijkheid, van aandoeningen, van meer of minder bewustheid, maar de zaak zelf kennen zij en wensen die hoe langer hoe meer te kennen.
INHOUDSOPGAVE
- Het woord verbond, van de plechtigheden in het verbond maken gebruikelijk, en wat in het algemeen een verbond is.
- Het woord verbond.
- De plechtigheden bij het maken van verbonden.
- Wat in het algemeen een verbond is
- Het verbond der genade beschreven.
- De verbondmakende partijen.
- De inhoud van het verbond.
- De beloften.
- De eisen.
- De dadelijke oprichting van het verbond.
- Wat God uitwendig doet.
- Wat God inwendig doet.
- Hoe de mens met God in het verbond treedt.
- De vruchten en de gevolgen van deze toestemming.
- De eigenschappen van het verbond.
- De zegelen van het verbond.
- Toepassing.
- De werkzaamheden van de mens in het verbondmaken.
- Dwaalgronden ontdekt.
- Nodiging tot dit verbond.
- Wat de ware bondgenoten moeten doen.
- Vertroosting uit dit verbond.
ISBN: 9789079842063
Uitgever: Pro Lectori in samenwerking met De Schatkamer.
Hardcover, 80 bladzijden.